Gewone rivierkreeft
(Astacus astacus)

foto René Lipmann.
Identificatie
De gewone rivierkreeft is variabel van kleur, meestal zijn ze zwart maar ook blauw gekleurde exemplaren komen voor. De lengte van volwassen dieren varieert van ongeveer 12 centimeter bij het vrouwtje tot 16 centimeter bij het mannetje. Het onderscheid met de andere in Nederland aangetroffen soorten is niet moeilijk.
Verspreiding
De gewone rivierkreeft komt geïsoleerd voor in grote delen van Europa, met uitzondering van het zuidwesten en de Britse eilanden. In Nederland was deze soort vroeger tamelijk algemeen en wijdverbreid in een groot deel van het zuidoosten. Omstreeks 1900 werd deze soort algemeen aangetroffen in de stroomgebieden van de Maas, Oude IJssel, Berkel, Buurse beek, Dinkel en Linge, en in de beken van Midden-Brabant en rond Arnhem (zie figuur). Daarnaast is er een beperkt aantal meldingen uit de Rijn en de IJssel. In de loop van de 20ste eeuw is de soort sterk achteruit gegaan en sinds 1984 zijn er alleen nog maar waarnemingen gedaan in het stroomgebied van de Rozendaalse beek en het Landgoed Warnsborn bij Arnhem (Niewold 2002). De soort is recent ook op deze plaatsen achteruitgegaan en is sinds 2002 alleen nog maar aangetroffen in de Schaatsvijver op het landgoed Warnsborn. Voor het voortbestaan van de soort in Nederland moet dan ook gevreesd worden.

Levenswijze
De gewone rivierkreeft is voornamelijk s nachts actief. Het is een aaseter die zowel (afgestorven) planten als allerlei waterdieren op het menu heeft.
Inventarisatie
In Nederland is nog nooit grootschalig
veldwerk uitgevoerd om de landelijke verspreiding in kaart te brengen. Het
huidige bestand bestaat dan ook uit losse waarnemingen afkomstig
uit de literatuur en collecties, evenals waarnemingen van vrijwilligers en
van de waterschappen. De gewone rivierkreeft is te inventariseren met behulp
van een stevig net waarmee de bodem van beken bemonsterd kan worden. In sommige
gevallen zal het mogelijk zijn de dieren op zicht op te sporen.
Habitat
De soort komt voor in beken en rivieren
waarvan de bodem en de oevers genoeg schuilplaatsen en ondiepe plekken met
een harde bodem bieden. Het water mag niet te koud zijn en moet tenminste
drie maanden in het jaar een temperatuur van 15 graden of hoger bereiken.
Bedreigingen
De gewone rivierkreeft is in Nederland sterk achteruitgegaan door watervervuiling en de kanalisering van natuurlijke beken en rivieren. De introductie van Exoten zoals Amerikaanse rivierkreeft Orconectes limosus en rode rivierkreeft Procambarus clarkii heeft gezorgd voor extra concurrentie binnen de leefgebieden. Daarnaast zijn de twee uit Amerika afkomstige soorten, in tegenstelling tot de gewone rivierkreeft, immuun voor de kreeftenpest maar ze verspreiden deze wel. Hierdoor zijn veel populaties van de inheemse soort uitgestorven op plekken waar deze Amerikaanse soorten zijn opgedoken.
Beheer en bescherming
Het voortbestaan van de Nederlandse populatie hangt aan een zijden draadje. Het vangen, kweken en uitzetten van Nederlandse exemplaren lijkt dan ook de enige oplossing om de soort voor Nederland te behouden. In een door Alterra uitgevoerd onderzoek is onderzocht welke beken op de zuidelijke Veluwe geschikt zijn voor uitzetten van de soort (Niewold 2003). Naast de geschiktheid van de biotoop is een belangrijk criterium hierbij of het gebied geïsoleerd ligt van populaties van de uitheemse kreeften. Als het uitzetten van de soort op deze locaties lukt zou onderzocht moeten worden of er in andere delen van Nederland geschikte locaties te vinden zijn.
Bron: www.naturalis.nl